CM-meting bij dekvloeren: achterhaald of nog actueel?

In de praktijk van vloerenprojecten wordt het vochtgehalte in de dekvloer vaak bepaald met de traditionele carbidmethode, ook wel de CM-meting genoemd. Een methode die jarenlang als betrouwbaar werd gezien. Toch groeit de kritiek, vooral in situaties waarin technische of juridische duidelijkheid vereist is. In dit artikel leggen we uit waarom de CM-methode in veel gevallen niet langer voldoet aan de eisen van deze tijd – en welke alternatieven wél toekomstbestendig zijn.


Wat is de CM-methode?

De CM-meting (Calciumcarbid-Methode) bepaalt het restvocht in gewichtsprocenten op basis van een chemische reactie tussen carbid en vrij water in het monster. Dit monster wordt uit de dekvloer genomen, geplet, gewogen en in een afgesloten fles met carbid geplaatst. De druk die ontstaat door gasvorming wordt vertaald naar een vochtwaarde.

Hoewel de methode nog steeds genoemd wordt in documenten zoals de NEN 2741 en DIN EN 12664, wordt de toepasbaarheid steeds vaker ter discussie gesteld.


Beperkingen van de CM-methode

1. Kwetsbaar voor manipulatie

De uitkomst van een CM-meting is sterk afhankelijk van de monstername, verwerking, temperatuur en mengtechniek. Een slecht gemengd monster of monstername uit een te droge laag geeft een te rooskleurige waarde.

2. Beperkt representatief

Een monster van enkele tientallen gram geeft geen volledig beeld van een dekvloer van tientallen vierkante meters met mogelijk een vochtgradiënt over de dikte.

3. Geen inzicht in verdeling van het vocht

De methode meet enkel het totale vochtgehalte, maar zegt niets over waar het vocht zich bevindt (bovenin of onderin), wat juist cruciaal is bij vloerafwerking.

4. Destructief en niet herhaalbaar

De monstername is destructief en niet reproduceerbaar op exact dezelfde plaats of onder gelijke omstandigheden. Hercontrole is daardoor lastig.

5. Afgenomen juridische waarde

In geschillen waarbij aansprakelijkheid of schade wordt beoordeeld, wordt de CM-methode steeds minder geaccepteerd als doorslaggevend bewijs. De kwetsbaarheid voor manipulatie en het gebrek aan transparantie spelen hierin een grote rol.


Alternatieven volgens de huidige normering

Relatieve luchtvochtigheid (RV) in situ – conform NEN-EN 12504-2

Deze methode meet de luchtvochtigheid in een boorgat op circa 40% diepte van de dekvloer. Een RV < 70% wordt doorgaans als grenswaarde aangehouden voor het veilig plaatsen van vocht gevoelige vloerbedekking.

  • Voordelen:
    • Niet-manipuleerbaar mits correct afgedicht
    • Objectief en reproduceerbaar
    • Laat vochtgradiënt zien
  • Nadelen:
    • Tijdsintensiever (stabilisatietijd vereist)

Continue data-logging met sensoren

Steeds vaker worden dataloggers in of op de dekvloer geplaatst om temperatuur en RV over langere periode vast te leggen. Dit geeft niet alleen momentopnames, maar inzicht in het verloop van het bouwvocht over tijd.

  • Voordelen:
    • Volledig controleerbaar en transparant
    • Juridisch beter verdedigbaar
    • Laat invloed van gebruik en klimaat zien

Conclusie

De CM-methode heeft haar waarde in het verleden bewezen, maar is in veel gevallen niet langer toereikend voor een betrouwbare en juridisch houdbare beoordeling van het vochtgehalte in dekvloeren. Zeker bij geschillen of risico’s op schade verdient het aanbeveling om te kiezen voor RV-metingen conform NEN-EN 12504-2 of datalogging die objectief en reproduceerbaar zijn.

Voor wie serieus werk maakt van kwaliteitsborging in de vloerenbranche, is het tijd om traditionele meetmethoden kritisch te heroverwegen.

Scroll naar boven